Door sporing goed af te stellen kunnen rondetijden aanzienlijk naar beneden gebracht worden. De sporing van een auto is iets totaal anders dan het uitlijnen van een auto
Onder sporing wordt verstaan het verschil in millimeters tussen de voorkant van de voorwielen en de achterkant van voorwielen.
Bij toespoor (bovenaanzicht) staan de voorwielen naar elkaar toe. Zo dus / de strepen stellen de wielen voor. Bij uitspoor staan de voorwielen uit elkaar. Zo dus /.
Bij een 0 sporing staan de wielen recht vooruit, zo dus | |. Des te meer er wordt afgeweken wordt van de 0 sporing, des te harder de banden slijten. Bij toespoor zal de auto stabiel recht uit gaan, goed koersvast dus. De banden zullen extra slijten aan de buitenkant.
Bij uitspoor zal de auto veelal beter insturen in de bochten. Je krijgt een minder ondersturende auto. Echter op de rechte stukken zal de auto iets 'onstabieller' zijn. Met name de binnenkant van de band krijgt het zwaarder te verduren. Het meten van sporing kan in millimeters vanaf vanaf de velgrand. Zie B en C.
Auto's die achterwiel aangedreven zijn zullen de voorwielen geneigd zijn uit elkaar te willen.
Door het aanbrengen van toespoor zullen de voorwielen beter recht uit willen, zonder dat er mogelijk vibraties optreden.
Deze vibraties zijn op den duur funnest voor je ophanging. Daarnaast zal een auto onnodig zwaar sturen.
Elk circuit heeft zijn eigen karakteristieken. Op een hogesnelheidscircuit, met lange rechte stukken is het zaak zo een hoog mogelijke rechte lijn snelheid kunnen ontwikkelen. Lees weinig onnodige bandenwrijving. Er wordt dan met weinig sporing gereden.
Op een bochtig circuit is dat andersom. Er wordt dan gereden met flink wat sporing, dit bevordert de mechanische grip in de bochten. De ideale uitlijning bestaat niet, dit is afhankelijk van persoonlijke wensen en rijgedrag. Het blijft dus compromissen sluiten!
Voorwielaandrijving
Bij voorwiel aandrijvers zijn de wielen geneigd door de aandrijving naar elkaar toe te willen. Door een tikkeltje uitspoor te hanteren worden er tijdens het rijden een sporing van 0 bereikt.
Sporing kun je alleen meten als je goed meetapparatuur hebt. Er is echter een manier waarop je een toesporende auto kan herkennen.
Dit is slechts een indicatie, basseer hier geen heftige keuzes op! Zorg ervoor dat je 100 km/h rijdt, geef daarna volgas, check dan of je het stuur soepel kan bewegen. Het stuur zo net zo makkelijk moeten draaien als bij de constante 100 km/h.
Zet niet beiden vuisten vast in het stuur, maar hou tijdens deze test het stuur lichtjes vast met wat vingers. Als het stuur stabieler is bij accelereren dan tijdens de constante snelheid kun je last van toespoor hebben.
Bij toespoor en uitspoor heb je dus een situatie waar de wielen licht scheef onder de auto staan. Gevolg is dat de grip over de gehele band niet overal hetzelfde is. Hier door zal de band onder bepaalde omstandigheden gaan 'slippen'. Hierdoor komen banden snel(ler)op racetemperatuur.
Tijdens natte en koude omstandigheden wil je niet te lang met koude banden rijden. Het aanpassen van de bandenspanning heeft de grootste impact op de bandentemperatuur. Maar ook het aanpassen van camber heeft weldegelijk gevolgen voor de bandentemperatuur.
Op een zomerdag, zonnetje het afsfalt goed opgewarmd heeft kan er dus met minder sporing gereden worden.
Tenminste, als de sporing als hoofddoel heeft de banden op temperatuur te brengen.
De banden kunnen dan te heet worden. Dit beïnvloed de prestaties van de band nadelig. Gelukkig zijn er racebanden
- Verhoging van bandenslijtage
- vermindere rechtelijn stabilteit
- insturen van bochten verandert
- bochtengedrag, dus overstuur en onderstuur